Met de toegenomen belangstelling voor weerbaar telen wordt onder andere de bemesting op veel bedrijven kritischer bekeken. Bemesting heeft namelijk een grote invloed op de weerbaarheid van planten tegen ziekteverwekkers.
- Stikstof maakt planten kwetsbaarder voor schimmels en insecten. Op veel bedrijven wordt eigenlijk erg royaal stikstof gegeven, vaak omdat het idee bestaat dat dit nodig is voor voldoende gewicht. Maar de hoeveelheid stikstof kan in veel gevallen wel verminderd worden zonder gewichtsverlies. Kijk daarbij vooral naar de verhouding tussen sulfaat en nitraat (de anionen). Deze moet ongeveer 1 : 2 zijn, dus tweemaal zoveel stikstof als sulfaat. In de praktijk ligt deze verhouding vaak scheef.
- Sporenelementen zijn belangrijk, een aantal heeft een remmende werking op ziektes.
- De verhouding tussen calcium en kalium is van invloed op het gewasgewicht en de strekking. Calcium is, zoals bekend, van groot belang voor het bouwen van stevige celwanden. Maar voor het oprekken/vergroten van de cellen is kalium van belang. Kalium bevindt zich in de plant hoofdzakelijk in het celvocht en is daarom een belangrijke factor in de celspanning (turgor). Deze celspanning is weer de manier waarop de plant de gevormde cellen oppompt tot een groter volume. Dat kan alleen als de celwanden sterk zijn. Vergelijk dit met een ballon: deze kun je alleen groot opblazen als de ballon zelf sterk genoeg is.
In de eerste helft van de teelt worden de cellen gevormd, dan is calcium van groot belang. In de laatste week/weken gaat het vooral om het oppompen van de cellen, dan mag het accent meer op de kali liggen. In de bemestingsadviezen wordt er vaak vanuit gegaan dat A- en B-bak tegelijk wordt gegeven, maar ook vanuit deze kennis over Ca en K is het heel logisch om te starten met de A-bak en daarna verder te gaan met de B-bak. Als de strekking onvoldoende is zou in de B-bak extra kali gegeven kunnen worden, of aan de A-bak alvast wat kali toegevoegd kunnen worden.