Effect van sporenelementen op bemesting en schimmels

Lisianthus
Nov
di 19

Steeds duidelijker blijkt dat in de bodem de onderlinge verhoudingen van hoofd- en sporen-elementen van belang zijn voor de groei van de plant en voor de ontwikkeling van schadelijke en niet schadelijke schimmels en bacteriën.

Zo is kort uit onderzoek bekend dat calcium beter door de plant wordt opgenomen als er voldoende borium en silicium in de grond aanwezig is.

Bekend is dat een hoog fosfaatgehalte de opname van zink vermindert. Bij een hoge pH kan een hoog fosfaatcijfer de calciumopname dwars zitten.

Wat betreft schadelijke schimmels zijn de volgende sporenelementen van belang.

Zn (zink) remt de ontwikkeling van Fusarium en Rhizoctonia.

Koper en mangaan remmen de ontwikkeling van Phytophthora.

Mangaan remt de ontwikkeling van Pythium.

Het goede bacterieleven in de grond is geholpen door voldoende aanbod van koper en silicium.
 

Momenteel zijn de streefcijfers voor sporenelementen:

Fe

5 μmol/l

Mn

4,8 μmol/l

Zn

1,0 μmol/l

B

15 μmol/l

Cu

0,5 μmol/l

Mo

0,3 μmol/l

Si

0,2 mmol/l

 

Naar het overzicht met alle teelttips